
Er zat iets
ernstigs in zijn blik, maar vooral ook iets melancholieks, iets gelatens
misschien, alsof hij een zwaar leed met zich mee moest dragen, dat hij in de loop der tijd
(hij was altijd een paar jaar ouder dan hij eruit zag) geleerd had onderin
een la verborgen te houden. Voilà: het portret
van Georg Carl Johann Antheil (1900-1959), befaamd als The Bad Boy of Music.
Antheil was een
in de Verenigde Staten geboren componist en pianist van Duitse afkomst. Zijn
muzikale talent was overduidelijk en vanaf zijn zestiende was hij in de leer
bij een vroegere leerling van Franz Liszt. Maar al snel dwaalde zijn
belangstelling af en in 1919 ontdekte hij de mechanische bruutheid en de
polemische agressie van Dada en de Stijl. Dát wilde hij ook! Hoewel hij
zijn lawaaimuziek, vol bruuske, onsubtiele effecten, zonder twijfel ook gewoon mooi
vond, waren zijn concerten toch vooral bedoeld om te choqueren.

Hij verwierf de
patronage van Mrs. Curtis Bok, die hem in 1921 naar Europa bracht, waar hij in
contact kwam met mensen als Igor Stravinsky, Fernand Léger en Ezra Pound.
In die decade
begon hij aan een forse productie. Hij schreef orkeststukken en vioolsonates,
maar zijn bekendste werk werd het befaamde Ballet
Méchanique (1923/24), dat hij schreef voor een film van Léger. Muziek en
film zijn nooit volledig gecombineerd geworden, eenvoudigweg omdat de geluidsfilm nog niet
was uitgevonden. Dat zou pas in 1927 gebeuren. In wel meer opzichten werden Antheils
plannen geregeld gedwarsboomd door falende technologie. Voor het Ballet Méchanique moest hij iets bedenken om 16 pianola’s synchroon
hun ingewikkelde kunsten uit laten voeren. Ook die muziekmachines
faalden nu en dan.
In zekere zin liep Antheil met zijn experimenten vooruit op
het werk van de Amerikaans-Mexicaanse componist Conlon Nancarrow, die ook pianorollen zou gaan gebruiken, maar vooral omdat zijn muziek
simpelweg te moeilijk was om door mensen gespeeld te worden: stukken geschreven
in pi kwartsmaat, of wortel 5 achtstemaat. Zo ver ging Antheil nu ook weer niet.
Zíjn raffinement verborg hij vooral onder heel veel acoustisch geweld.

In zijn
autobiografie uit 1945, Bad Boy of Music,
een bestseller die volgens velen in de categorie fiction thuishoorde, in plaats
van non-fiction, beschrijft hij hoe hij, doodmoe geworden van telkens weer
massa’s mensen die de zaal verlieten als hij gedurende een recital één van zijn eigen composities begon te
spelen, de deuren van de concertzaal liet afsluiten, een grote revolver uit
zijn binnenzak haalde en die op de vleugel legde. Dat garandeerde, zo schreef hij gniffelend, een muisstil
en bijzonder oplettend publiek.

Zoals wel vaker
gebeurt met wat in wezen toch een modeverschijnsel is, taande na verloop van
tijd de belangstelling voor Antheil’s wilde machinemuziek. Een aantal
voorstellingen mislukte door technische mankementen en de componist werd niet langer serieus genomen. Hij keerde het modernisme de rug toe en begon, net als
Stravinsky en Prokoviev, neoklassiek te componeren. Was het ironische
neoclassicisme van de twee Russen in zekere zin nog modern te noemen, Antheil
wees het modernisme in zijn geheel af. Hij was niet meer modern, hij was voorbij
modern.
Naast componeren
hield hij zich met van alles bezig. Zo schreef hij onder het pseudoniem Stacey
Bishop een misdaadroman, Death in the Dark,
die in 1930 verscheen, geredigeerd en uitgegeven door T.S. Eliot.
Maar het
aller-vreemdste aspect van zijn veelzijdigheid bleek toen hij naast al het
andere werk tijd vond om columns te schrijven in tijdschriften als Esquire. Zo publiceerde hij een syndicated column met relatieadviezen.
Hij beschouwde zichzelf vooral als een expert in de vrouwelijke endocrinologie en schreef
een serie artikelen met titels als The
Glandbook for the Questing Male, over de mogelijkheden om beschikbaarheid
van vrouwen te bepalen aan de hand van hormonale effecten op hun uiterlijk. Deze
journalistieke activiteiten resulteerden uiteindelijk zelfs in een monografie over de
toepassing van endocrinologie bij detectivewerk: Every man his own detective, a study of glandular criminology.

Ook schreef hij
nog een pamflet met als titel The Shape of the War to Come,
met voorspellingen over de komende Tweede Wereldoorlog, die achteraf
wonderbaarlijk goed zouden uitkomen.
George Antheil
bleef in hoog
tempo hoogwaardige opera’s en symfonieën componeren, alsook heel veel
filmmuziek. Hij stierf in 1959 aan een hartaanval en zou pas vele jaren na zijn dood de aandacht weer terugkrijgen die hij verdient.
Wat een man, een echte homo universalis. Een pistool meenemen om het publiek stil te krijgen, fantastisch, daar kan Johnny Rotten niet tegen op. Mijn dank voor dit stukje ‘dwarse’ cultuurgeschiedenis.
BeantwoordenVerwijderenGroet, Peter B.