Ik was wat doelloos aan
het ronddwalen in het internet en kwam op Wikipedia terecht bij het lemma over
de Slinger van Foucault, zoals dat gebeuren kan. Ergens onderaan las ik iets
dat me een schok gaf: “Sinds 1 mei 2007,”
stond er, “hangt er weer een Slinger van
Foucault in de Grote Kerk in Veere. Deze slinger is ontworpen en gemaakt door
de kunstenaar Kees Wijker uit Middelburg (Zeeland).” Kees! Die had ik alweer
een paar jaar niet meer gegoogled. Hoe zou het met hem zijn?
Kees kende ik als een broodmagere
slungel met slordig, naar alle kanten wild wegspringend haar, en een altijd mild
geamuseerde grijns. Kraaienpootjes en grote, sterke, ietwat grauwe tanden.
Scherpe neus voor het absurde, een vat vol laterale uitspraken. Lief vond ik
hem, uitgesproken lief. Hij was zomaar op een dag de schaakclub binnengelopen,
in navolging van een heleboel andere schakende alumni van de Rietveld-Academie.
Erg sterk waren ze niet, die beeldend kunstenaars, maar ze waren wild en
vrolijk en door hun vrije geest werden ze al snel zeer gewaardeerde clubleden,
die een flink deel van de sfeer op de vereniging bepaalden.
Al gauw vormden Kees en
ik de redactie van het clubblad. Zijn schrijfstijl was een perfecte
weerspiegeling van zijn persoon: altijd licht verbaasd, altijd mild ironisch,
altijd vol zelfdeprecatie. Meestal schreef hij over zijn eigen bangelijke
schaak en zijn kolossale blunders, maar omdat hij dat zo consequent deed, vond
hij dat hij het zich ook kon veroorloven om nu en dan heel venijnig over zijn
tegenstanders te schrijven. Moest hij tegen een uitermate vervelend mannetje
spelen, beschreef hij in zijn verslag extreem precies diens
eigenaardigheden, maar meestal verdronk hij in hyperrealistische, millimetergrote
details die weliswaar schaaktechnisch
niets ophelderden, maar wel een fijne inkijk opleverden in zijn
belevingswereld. Een commentaar bij zijn zet 2 c2-c4 luidt: “Ik ben
linkshandig, dus speelde ik op de damevleugel. De klok stond echter rechts, dus
per zet moest ik steeds de maximale afstand asbak-bord-klok overbruggen, dus
veel voordeel had ik hier niet met mijn d-opening. Wel drukte ik een keer de
klok van Wim in, die links van me zat en na de partij nam ik zelfs Wims
aansteker mee die exact gelijk is aan de mijne: ik heb er nu twee en Wim nul.
Later probeerde ook mijn tegenstander deze klok in te drukken, maar hij bedacht
zich op tijd. Hij had een aansteker met een bijna blote vrouw erop en rookte
dan ook veel.”
Hij ontwierp uiteraard de
omslagen van het clubblad, en in die tijd hadden we met dat blad een zekere
naam verworven. Landelijke schaakbladen citeerden uit ons werk, en op een
bepaald moment had New in Chess, toen
al en nog steeds het beste schaaktijdschrift ter wereld, een ontwerp van hem
zonder bronvermelding overgenomen. Kees realiseerde het zich ook, maar het liet
hem koud. ‘Ze doen maar.’
Als beeldend kunstenaar
maakte hij voornamelijk kinetische installaties. Alles wat hij uitgedacht had,
was in vele grote schetsen vereeuwigd. Hij tekende zijn laterale ideeën uit en
monteerde ze vervolgens met schroevendraaier en soldeerbout. Zijn kunstwerken
hadden de kleine, menselijke maat van Meccano en de elektrische
experimenteerdoos van onze jeugd. Hij schreeuwde niet, maar fluisterde, altijd
en eeuwig met een ironische grinniklach. Druk op een knopje en ergens achter
een raam gaat een lichtje branden, een belletje rinkelen. Opdracht aan de
kijker: probeer je voor te stellen wat er achter dat raam gebeurt. Draai eens
aan deze slinger. Zie je hoe een rare vogel waggelend van links naar rechts
loopt? Waarom zou hij dat doen? Kees’ levensmotto was een spoonerisme op zijn
naam: Wees kijker!
Plotseling was hij
verdwenen. Nieuwe vriendin, nieuwe woonplaats. Middelburg. Wij op de schaakclub
begrepen het niet: Middelburg?? Kennelijk wist hij wat hij deed. Hij heeft een
mooie website, Middelburg lijkt bezaaid met grijnsjes van zijn hand, hij heeft
de pendel van Veere mogen bouwen. Het is hem, zo te zien, goed gegaan en daar
ben ik blij om.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten