maandag 3 oktober 2011

Quinta da Regaleira

Naast alle erkende monumenten zijn er in de omgeving van Sintra nog vele zaken aan te treffen die een beetje geheim gehouden worden. De horden bussen passeren, op weg naar de beroemde paleizen, een bizar park net buiten de stad (op ongeveer tien minuten lopen vanaf het centrum, schat ik), dat alles overtreft dat de reiziger tot dan toe gezien had. Wie een kruising kan appreciëren tussen de Efteling, het Vittoriale van D’Annunzio, de Tuinen van Bomarzo en de manor-tuin van een in zijn fantasie overgeprikkelde Engelse liefhebber van namaakruïnes en doolhoven moet, eens hij in Sintra is, zich terstond spoeden naar het Quinta da Regaleira, een uitgebreid park vol verrassingen, dat bezit was van de barones Da Regaleira en in de periode 1895-1911 volgebouwd is met kapellen, kerken, paleizen, fonteinen, theaters, muren en trappen, kassen, cisternen, waterwerken en poortgebouwen. De architect was de Italiaan Luigi Manini, een jongen nog, maar met de indrukwekkende snor van een man.


Het merendeel van de bouwwerken is uitgevoerd in de neo-Manuelstijl. Deze stijl, genoemd naar koning Manuel I (1469-1521), kenmerkt zich door een soort gotiek die eruit ziet of hij een eeuw in de zee heeft gelegen, en die afgesleten is tot zachte, natte vormen. Het is of men een druipsteengrot betreedt. Het “neo” eraan maakt, dat alle manuelijnse eigenschappen uitvergroot zijn met een verbluffende, en eerlijk gezegd bewonderenswaardige smakeloosheid. Zo vreselijk consequent zuivere kitsch, zullen we maar zeggen, dat het van lieverlee weer authentiek geworden is. Niet iedereen weet dat volledig naar waarde te schatten.


Het terrein is een zeer steil tegen de heuvels aangelegd park, met vele trappen, al dan niet onder de grond, die de diverse rustplekken met elkaar verbinden. Beneden, langs de straatmuur is een kleine, Italiaans ogende boulevard aangelegd, met renaissancistisch beeldhouwwerk. Een vijver, deels omsingeld door een labyrintische grot, vormt de verre hoek. Vandaar gaat men


omhoog, via een middeleeuws aandoende muur en toren, een tennisbaan en een kunstmatige waterval, naar de Grot van de Oriënt. Dit is de ingang tot een stikdonker gangenstelsel, dus we waren blij dat we een zaklantaarn bij ons hadden. Een paar honderd meter verderop kwamen we uiteindelijk, 23 meter onder de grond, uit op de bodem van wat genoemd wordt de Initiatiebron, die via een wenteltrap aan de binnenkant te beklimmen is. Eenmaal boven staat men weer op de begane grond en is men bijna aan de hoogste rand van het park geraakt, zo’n honderd meter hoger dan de ingang. En zo gaat het door. Trompe l’oeil na verraderlijk doorkijkje, Moors muurtje na Manuelijns ornamentwerkje. Het hield maar niet op.

Foto: Jenet Fenenga

Deze tuin is opgezet als een voorstelling van de kosmos, en de wandeling erdoorheen bedoeld als initiatietocht – van het Inferno naar het Paradijs. De tuin is een metafoor voor de grote epen, van Vergilius en Dante, van de geheimen van de Tempeliers en de alchemisten. Het is de plaats waar stukken van “The Ninth Gate”, een duivelsthriller met Johnnie Depp in de hoofdrol zijn opgenomen. Het is daadwerkelijk een tegenwereld geworden.


Foto: Jenet Fenenga

Het huis zelf (“Quinta” betekent “huis”) was bij dit alles een beetje bescheidener van uitstraling, en hield ons niet zo lang bezig. Het was grotendeels decorstuk in het park, en had wat ons betreft net zo goed geen interieur kunnen hebben.
Wij hadden twee keer een ochtend uitgetrokken voor deze wonderen, en nog hadden we het gevoel niet tot de kern doorgedrongen te zijn. Volgende keer zullen we hier weer gaan rondzwerven, nu misschien met een deeltje Dante in de jaszak, en een flaconnetje aguardente.

1 opmerking: